Herfst
De bladeren worden oranje.
Ze vallen van de bomen.
Op de grond ligt een kastanje.
De herfst is gekomen.
De wind draait om de oren.
De dieren maken geluiden.
Ze zitten je te storen.
Dan gaat het gaan sneeuwen.
Het is voorbij.
De winter komt eraan.
Het gedicht en de herfst is nu gedaan.
Sinterklaas
Daar wordt aan de deur geklopt.
Is het Sint of worden we gefopt?
Nee hoor en de deur gaat open.
Sinterklaas komt binnen lopen.
Alle kindjes zingen een lied
speciaal voor Sint en Zwarte Piet.
Als de kindjes zijn uitgezongen
krijgen ze een beloning voor hun longen.
iedereen krijgt pepernoten
hele kleine, hele grote.
De juf krijgt van Sinterklaas
een pietenpop van speculaas.
Sint gaat weg tot besluit.
Nu is mijn gedichtje uit!
Ziek
Ben je ziek?
Dan is je bed een witte troon.
Je lakens zijn de vlaggen.
Je kussen wordt een kroon.
Je moeder is de hertogin.
De dokter wordt lakei.
De koning of koningin?
Dat ben jij!